
Het
weggeven van den helm(V.bl.39, Vr.XXXVII). Alhoewel men uit de
aangehaalde
oorkonde zoude moeten besluiten , dat JOHAN VON KÜKELSHEIM zoude vergund
hebben, om zijnen Helm mit deme zwarten Everskoppe ende mit den wytten
Esels oeren,
op zijn (KÜKELSHEIMS) wapenschild te mogen voeren,
komt mij zulks echter onwaarschijnlijk voor.
KÜKELSHEIM mag een ander helmteken gevoerd hebben, de helm zelf zal wel
gelijk geweest zijn aan dien van HETTERSCHEIDT,daar ’t beide adelijke
geslachten
waren.Kan de gedane vergunning ook op ’t wapen van KÜKELSHEIM doelen?
Dit geslacht toch voerde in een veld van azuur eenen helm ,turé de
front, met een
vederbos van 7 pluimen , de middelste van keel, die regts en links, van
zilver, keel
en zilver: ’t helmteeken is eene zuil op een voetstuk (perron?), alles
van goud; op de
spits der zuil, is de vederbos van het schild; ’t werd aldus bey den
Rittercollegien
aufgeschworen.
Zie VON STEINEN, Westph. Gesch., die ook dl. III. Blz.850. op ’t jaar
1386 van
JOHAN VON KÜKELSHEIM, Drost zu Warden
noemt. Mo.
|